Bijna 1000 vrouwen zijn in Spanje vermoord door hun (ex) partners sinds 2003. Dat zijn serieuse getallen en vandaar ook dat vanuit de maatschappij, en met name natuurlijk door vrouwencollectieven, de roep om strengere maatregelen toeneemt om de strijd tegen gendergeweld te winnen.
In 2004 is de Wet Integrale Bescherming tegen Gendergeweld aangenomen. Deze wet is bedoeld om het gedergeweld uit te roeien door een integrale aanpak van het probleem. Vrouwen die slachtoffer zijn van gendergeweld worden niet alleen strafrechtelijk ondersteund maar tevens op alle andere gebieden, zoals binnen familierecht en op de arbeidsmarkt.
Echter, deze wet is er niet in geslaagd is een einde te maken aan gendergeweld, zoals de cijfers laten zien. Vandaar dat vanuit de maatschappij om meer en verdergaande maatregelen wordt gevraagd. En de regering heeft hier gehoor aan gegeven, door het aannemen van een “Real Decreto Ley”, een soort bestuurswet. Deze vorm kan de regering gebruiken voor zaken die met spoed aangepakt moeten worden en die niet de behandeling door het parlement kunnen afwachten. En hiermee de eerste kritiek op de aanpassing: gezien de omvang van het probleem en de noodzaak om goede maatregelen te nemen die een breed maatschappelijk draagvlak hebben, lijkt een spoedmaatregel tijdens de eerste dagen van de zomervakantie (de maand augustus is binnen de rechtspraak officieel vakantie) niet echt een serieuse poging een einde te maken aan gendergeweld.
Wat is er veranderd?
Maar de manier is niet de enige kritiek die de nieuwe maatregel veroorzaakt heeft: ook de inhoud heeft menigeen de haren ten berge doen rijzen, zowel advocaten als rechters. Tot voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, besloot de rechter of een vrouw al dan niet slachtoffer was van gendergeweld in de hiervoor bestaande snelle procedure. Mocht de -gespecialiseerde- rechter van mening zijn dat er sprake was van gendergeweld, ging niet alleen de strafrechtelijke procedure door, maar kon de vrouw tevens aanspraak maken op een bepaalde rechten op haar werkplek of met betrekking tot huisvesting. Ook konden per direct maatregelen ter bescherming van de kinderen genomen worden.
Nu heeft de wetgever besloten dat ook de Sociale Diensten, of “andere diensten” de situatie van gendergeweld kunnen vaststellen. Op grond van een rapport van de sociale dienst, zou de vrouw dus tevens aanspraak kunnen maken op een aantal rechten.
Wat is het probleem? Bij de procedure voor de rechter worden de grondrechten van beide partijen gerespecteerd: hoor en wederhoor. Het slachtoffer doet haar verhaal. En meteen daarna wordt de beschuldigde verhoord, door de rechter zelf, door het Openbaar Ministerie, door de advocaat van het slachtoffer en door zijn eigen advocaat. Zowel slachtoffer als verdachte worden bijgestaan door hun eigen advocaten en zo worden de rechten op een eerlijk proces gegarandeerd. Soms is het enige bewijs de getuigenis van het slachtoffer. Dit kan -indien het aan een aantal voorwaarden voldoet- voor de rechter voldoende zijn om de beschermende maatregelen te nemen.
Maar wat als de sociale dienst de situatie van gendergeweld kan vaststellen? Welke bewijsprocedure wordt gevolgd? Wordt de verdachte ook gehoord of is het eenzijdige verhaal van de vrouw genoeg? Voor juristen is dit een zorgelijke ontwikkeling.